Op een frisse zomeravond door de stad fietsen is vaak een feest. De geur van bloemen, het zachte geroezemoes in de tuinen, spelende kinderen op straat. Maar steeds vaker word ik onderweg ingehaald door een ander soort geur: rook.

Soms is het subtiel, maar vaak is het zo indringend dat ik mijn adem inhoud tot ik een paar straten verder ben. Het komt uit vuurkorven, tuinhaarden, en fakkels – sfeermakers die inmiddels vaste prik lijken in menig achtertuin. En eerlijk is eerlijk: het ziet er gezellig uit. Maar het heeft een prijs. Ik schrijf dit niet om het plezier van anderen te verpesten. Ik begrijp de behoefte aan sfeer, aan samen buiten zijn, zeker in een stad waar veel mensen geen grote tuin hebben. Maar ik vraag me af: weten we eigenlijk wel wat we onze buren aandoen als we een vuurkorf aansteken?

Want wat voor de één een knusse avond is, is voor de ander een benauwde nachtmerrie. In Schiedam wonen duizenden mensen met astma, COPD of andere luchtwegaandoeningen. Voor hen is houtrook geen kwestie van ‘even doorbijten’, maar iets wat hen letterlijk de adem beneemt. De rook trekt slaapkamers in, nestelt zich in kleding, en blijft soms uren hangen – ook als het vuurtje allang gedoofd is. Daar komt bij: houtrook is niet onschuldig. Het bevat fijnstof, kankerverwekkende stoffen en andere verontreiniging die schadelijk is voor onze gezondheid, óók voor mensen die geen klachten ervaren. Dat is geen mening, dat is wetenschap. Het RIVM en de GGD waarschuwen er al jaren voor. In veel steden loopt het aantal klachten over rookoverlast op. En met het veranderende klimaat – meer droge periodes, meer kwetsbare gezondheid, wordt dit probleem alleen maar urgenter.

We zouden als stad trots moeten zijn op onze leefbaarheid, op onze buurten waar mensen elkaar groeten en elkaar iets gunnen. Maar dan moeten we ook durven erkennen dat sommige vormen van gezelligheid simpelweg niet passen in een dichtbebouwde omgeving. En dat het recht op frisse lucht minstens zo belangrijk is als het recht op een knapperend vuurtje. Gelukkig zijn er alternatieven. Er zijn genoeg manieren om warm en sfeervol buiten te zitten zonder dat je je buren opzadelt met rook, stank en gezondheidsrisico’s.

Wat mij betreft is het tijd om het gesprek te voeren. Over wat we normaal vinden in onze tuinen. Over wat acceptabel is in een stad waarin we zo dicht op elkaar leven. En vooral: over hoe we onze leefomgeving gezond en prettig houden voor iedereen – ook voor wie niet altijd zichtbaar is, maar wél geraakt wordt. Nogmaals: Ik schrijf dit niet om het plezier van anderen te bederven. Ik begrijp de behoefte aan gezellig samen buiten zijn, maar dat kan toch ook zonder rook?