In de Tweede Kamer zijn schriftelijke vragen gesteld over de constructieve veiligheid van de Ketheltunnel. Klokkenluider Ad de Kanter heeft fouten ontdekt in de constructie. Fouten die niet alleen de bouwers zijn ontgaan, maar die de gemeente Schiedam als vergunningverlener had moeten constateren en laten bijstellen. Daar waar Schiedam de constructieve veiligheid na vragen van GroenLinks Schiedam afdoet als ‘onderdeel van de Wabo' (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) vindt de beantwoording in de landelijke politiek hopelijk wel zorgvuldig plaats.

Kamerlid Duco Hoogland (PvdA) stelde eerder vragen, maar neemt geen genoegen met de antwoorden die op die vragen kwamen. Hoogland wil in een set van 12 vervolgvragen van de minister weten of de minister op de hoogte is van de geconstateerde constructiefouten, de monitoring, de technische oorzaken en oplossingen, de consequenties voor de toekomst en of er garanties kunnen worden gegeven voor de constructieve veiligheid.

Tijdens de raadsvergadering van 24 november 2015 stelde fractievoorzitter Jeroen Ooijevaar van GroenLinks vragen aan het Schiedamse college over hetzelfde onderwerp. De gemeente Schiedam is uiteindelijk verantwoordelijk voor de tunnelveiligheid, en daaronder valt ook de constructieve veiligheid. Jeroen Ooijevaar vroeg of het college kon instaan voor deze veiligheid. Ook wilde hij weten of het achteraf aanbrengen van extra wapening in retrospectief gevolgen heeft voor de constructieberekeningen die voor de vergunningtoewijzing zijn gebruikt. Net als Duco Hoogland wilde Jeroen Ooijevaar weten wat er werd gedaan om de constructie en de herstelwerkzaamheden te monitoren. 

Het Schiedamse college heeft geen duidelijke antwoorden op deze vragen gegeven, maar inmiddels wel een openstellingsvergunning verleend. Blijkbaar baren de herstelreparaties en de onthullingen van Ad de Kanter Schiedam geen zorgen. Het is dan ook fijn dat Duco Hoogland alsnog uiterst relevante vragen stelt op landelijk niveau. De vragen die Duco Hoogland heeft gesteld, zijn hieronder te lezen.

Vraag 1

Herinnert u zich uw antwoorden op meerdere sets eerdere Kamervragen van mijn fractie over de veiligheid van de A4-tunnel Midden-Delfland?

Vraag 2

Doet de term ‘scheurtjes’ recht aan de problematiek die die in de tweede helft van 2014 speelde in de tunnel? Is het juist dat het hier niet om kleine scheurtjes ging, maar om hele schollen van het betonoppervlak die los zijn gekomen van de tunnelwand? Zo ja, waarom kiest u in uw antwoorden dan toch voor de term ‘scheurtjes’?

Vraag 3

Vindt momenteel nog monitoring plaats naar de staat van het beton (scheurvorming, loskomende schollen) op de plaats waar eerder gebreken optraden? Zo ja, is de situatie nog steeds stabiel? Zo nee, waarom niet en wanneer is de monitoring gestopt?

Vraag 4

Waarom kiest u in uw antwoord op vraag 5 (d.d. 8 december) voor de toevoeging “die een risico vormen voor de constructieve veiligheid”? Ofwel: Zijn er wel indicaties dat in de toekomst opnieuw scheurtjes optreden? Waarom vormen deze scheurtjes al dan niet een risico voor de constructieve veiligheid?

Vraag 5

Acht u het uitgesloten dat de scheurtjes/loskomende schollen enig verband houden met het ontbreken van voorzieningen (bijvoorbeeld haarspelden), die het loskomen van de betonschil bij de trek in de verticale geknikte wapening moeten tegengaan, ter plaatse van de knik in de tunnelwand? Zo ja, waarom? Zo nee, welke gevolgen verbindt u hieraan?

Vraag 6

Is het juist dat op de plek waar schade is ontstaan, inmiddels over een lengte van 60 meter correctief, en over een lengte van 270 meter preventief haarspelden zijn aangebracht? Zo ja, waarom is hier voor gekozen? Zo nee, welke maatregelen zijn genomen om schade in de toekomst te voorkomen?

Vraag 7

Kunt u garanderen dat deze reparaties van de tunnelwand – in de vorm van het aanbrengen van (horizontale) ‘haarspelden’ ter plaatse van de knik in de wand – voldoende zijn? Is het uitgesloten dat de ‘verticale’ wapening aan de binnenzijde van de wand onvoldoende zal (blijken te) zijn? Zo nee, welke maatregelen neemt u hiervoor?

Vraag 8

Is het juist dat er in mei 2013 vanuit werd gegaan dat er géén trekspanningen optreden in de verticale wapening aan de binnenzijde van de wand (Review Bureau Hageman, 30-05-2013, p.35), en dat – na de opgetreden schade – wel erkend is dat trekspanningen in de verticale wapening van het beton kunnen optreden? Zo ja, wat is uw oordeel over de eerdere onjuiste aannames en de oorzaken hiervan? Is er naar uw oordeel in het verleden adequaat gereageerd op de door de heer De Kanter geuite kritiek? 

Vraag 9

Wat betekent het nieuwe inzicht – dat er wel sprake kan zijn van trekspanningen in de verticale wapening van het beton – voor de veiligheidsvoorzieningen in andere delen van de tunnel? Acht u het, mede gezien het feit dat de exacte oorzaak door RWS niet is vastgesteld, alsnog nodig ook op andere plekken in de tunnelwand preventief haarspelden aan te brengen? Zo nee, waarom niet?

Vraag 10

Acht u het mogelijk dat in de toekomst als gevolg van extreme belastingen of belastingcombinaties zich opnieuw schade in vorm van scheurtjes of loskomende schollen beton voor zal doen? Zo ja, welke maatregelen neemt u om dit te voorkomen?

Vraag 11

Bent u bereid, mede gezien het feit dat de exacte oorzaak door RWS niet is vastgesteld, de monitoring op deze aspecten (wapening beton, al dan niet aanwezig zijn met haarspelden bij de verschillende knikken in de wand etc.) gedurende een lange periode te intensiveren? 

Vraag 12

Behoort de Richtlijn Ontwerp Kunstwerken (ROK) ook tot de “geldende eisen, normen en richtlijnen” waarover u in antwoord 3 (d.d. 8 december) spreekt? Zo nee, waarom niet en op welke wijze zijn ‘thermische effecten’ meegenomen in het ontwerp?